dagen van karton


op dagen van karton 
met vezels strak als haren 
been ik traag de kamer door 

ik pak een schaar op 
scharnier de beide kanten open 
scherp de ene, bot de ander 

langs de kartel in een waas 
knip ik zo een been, golvend 
rechter en ook links 

ga maar zitten, tegen het been 
vouw toch dicht, tegen de arm 
het is beter zo met twee 

met bruin potlood cirkel ik twee ogen
hazelnoten die me vragen ze te kraken 
in een mens tot stof te keren 

wil je soms wat drinken 
is de hartslag van de keukenlamp 
soms te fel voor je holle ogen

een antwoord blijft uit 
ik vergat je in alle haast 
een eigen mond te geven 

zo kartel ik je mond open 
toch enkel tocht doet je kieren 
zo met de scherpte in die schaar 

mezelf alsnog te scheuren