Het is zoveel meer dan busje rijden


Een status als stedeling bevestigd door liften met lijnbussen. Net achter de gele lijn babbel ik met de zwaar besnorde chauffeur die ik – in zijn afwezigheid – de Walrus noem. Met twee handen aan het stuur, en een half oog op de weg, voorziet hij lijn 3 van een vertrouwd smoelwerk. Zie ik de stad voor me als een simpele landkaart, vouwt hij ze met z’n woorden tot de mooiste origami-vogel. Van zuid naar noord cruisen we via het centrum langs de vouwlijnen van de stad, elk omschreven met een prachtig verhaal.


Vanachter zijn vergeelde snorharen mompelt hij iedereen vriendelijk goeiedag. Een glimmende bol met een zonnebril er op. Z’n stem warm en benauwd, alsof verstopt in een stofzuigerzak. Onderarmen als scheepstrossen, vol vrouwennamen en pin-up-modellen. Eén borstzakje gevuld met een pakje middel-zware shag en blauwe vloei. Maatje XL overhemd klaar om de knopen tegen de voorruit te knallen. Z’n stempelkussen altijd vochtig en paraat. Hij zweert bij deze inkt, die hij haalt bij de lokale kunstzaak. Want echte kwaliteit, die kent geen prijs.


‘Doe mij maar de hele fruitmand’, proest hij, als er weer een prachtexemplaar incheckt. ‘Peer- of appelvormig, een huid als perzik of ruw als sinaasappels. Ik vind ze allemaal prachtig’. Maar geen kwaad woord over zijn Katrien. Haar plukte hij dertig jaar geleden, geheel eigenhandig. Langzaam nam hij haar van de boom. Zij gaf hem z’n Sarah, die hij niet meer zo vaak ziet. ‘Druk met werk, zo gaat dat tegenwoordig’. Trots wrijft hij over zijn linker onderarm, de onuitwisbare indruk die nooit uit zijn lijf zal sijpelen.


In halve zinnen vertelt de Walrus me dat lijn 3 de zijne is. Langs de vijftien adressen waar z’n jeugd geleefd werd, tot het stadscafé waar hij van z’n eerste loon Katrien mee uit eten nam. We passeren zijn moedertje-lief die tussen de pap en bingo door naar hem zwaait. Het idee dat ze ooit onder hetzelfde dak woonden haar bijna ontvlogen. Met de dienstregeling in haar hand wuift ze ons vanuit haar rolstoel toe. Nee, Lijn 3 is de Walrus. Die pakken ze hem niet af.
Na het rondje rijd ik wel eens mee naar de garage, en deel dan een six-pakje met ‘m. ‘Het is zoveel meer dan alleen maar busje rijden’, bromt hij, terwijl hij het schuim van een derde blikje af slurpt. Het is zijn stad bedienen. De belangrijkste schakel zijn in een alledaags, eenvoudig leven. Een directe lijn tussen de harten van mensen die lief hebben, geld moeten verdienen of wellicht hun laatste dag beleven. ‘Zorgen dat ze mogen doen waar ze die ochtend hun bed voor uit wilden komen, prachtig toch?’


Drie maandagen op rij ontbreekt de Walrus aan het stuur. Vervangend chauffeur Sjon fluistert me toe: ‘Hank bedoel je? Nee, die is vorige maand opgenomen met K, het zat overal. Dokters zagen het niet eerder zo snel gaan. Gisteren in z’n slaap gegaan. Sorry man.’ Iets weerhoudt me ‘K’ vragend voluit uit te spreken, alsof op zoek naar bevestiging. Ik ga op m’n vaste plek zitten en blijf Sjon elk woord verschuldigd. Via de achteruitkijkspiegel voel ik hem loeren: ‘Jij bent toch die kerel die altijd met ‘m praatte? Hier, je mocht z’n petje hebben. Aparte vent, hoor.’ De rand rolt tussen m’n vingertoppen, een shaglucht prikt prettig de binnenkant van m’n neus.


Een dame met kenbaar digitale klankkleur zegt dat Centraal het eindpunt is van onze route. Of we hier allemaal willen uitstappen en onze spullen willen meenemen. Deuren sluiten en ik blijf zitten. Eén biertje in m’n hand, een andere op zijn stoel. ‘Proost ouwe! Op waar je ook rondjes mag rijden nu’. Alle dagen daarna zit ik achterin de bus. Dan zwaai ik tussen de pap en de bingo naar de glimlach in een rolstoel, hopende in haar nog een beetje Walrus te vinden. Want het is zoveel meer dan alleen maar busje rijden.