Een gemene deler verbroedert. Passie voor voetbal of een gedeelde liefde voor postzegels. Toch zijn het de artefacten die ons verbinden met elkaar. Voetbalsupporters hebben niet meer nodig dan een vaal gewassen shirt. Wij skateboarders hebben die plank met vier wielen. Het duurt dan ook niet erg lang tot we elkaar gevonden hebben.
Mijn springplank uit een anders penibele, maar even pukkelige tijd. Mijn verhaal op de middelbare school is doorspekt met skateboarden. De eerste dag trok ik m’n skateschoenen aan en veel te wijde kleren en riep hiermee Ik ben hier! Kijk naar mij!
Er hingen wat gasten rond met skateboards in de pauze. Ze deden toen nog geen serieuze tricks, en droegen het meer als een soort embleem. Een uitnodiging tot een geheime club. En ik wist zeker dat ik het wachtwoord had.
Voorzichtig rolden we wat om elkaar heen. Het gekletter van de wieltjes over de stenen. Het fijnste ritme in de wereld. Een geluid wat me nog steeds doet omkijken. Er ontstond een vredesdans, voorzichtig charmeoffensief. Ik wist het, de vredespijp doet de rondte, in de vorm van voorzichtige truukjes. Het opende een poort, waarlangs de eerste woorden ontsnapte.
We waren allemaal op zoek naar wat maten, maar zeiden dat niet letterlijk. Daar waren we te stoer voor. We wisten ook niet waar we het moesten zoeken. Zo vonden we het per ongeluk bij elkaar. Vanaf die dag rolden we samen. Elk weekend cruisden we op de parkeerplaats van de buurtsuper in ons dorp.
Hier stalden we onze schansjes, gemaakt van afgedankt hout. Buiten obstakels maakten we ook veel ruzie met het winkelpersoneel, over de ruimte die we innamen en mogelijke last die we waren voor klanten. Die daar vaak heel anders naar keken, en ons aanmoedigden vanachter omlaag gerolde autoraampjes.
Ook waren we vaak in discussie met wijkagenten. Telkens weer legden we uit dat we geen vaste plek hadden voor onze spullen. Als een stam zonder totempaal om naar terug te keren. Kort daarna zamelden we handtekeningen in, en gaven deze krabbels aan de burgemeester tijdens een heuse raadsvergadering. Het comité zwichtte, en wij hadden het geflikt. We hadden eindelijk een skateparkje geregeld voor onszelf. Opeens schoten ze als paddenstoelen uit de grond. We waren trots. Onze ouders waren trots, en gerust. Voortaan hadden we één plek om onszelf te zijn. We zetten ongestoord ons clubhuis op.
De beste tijden beleefden we hier. Weer en wind, zolang het droog was, waren we er te vinden. We kenden elke put, versnelden over elke hobbel. Wisten precies waar de spijkers loszaten, of van welke kant je de obstakels het best kon benaderen. We moedigden elkaar aan, vierden onze successen met chips en gazeuse. Later ook wel eens met een biertje of wat ander spul. We vlogen elkaar in de haren, praatten later weer ruzies uit. Er werd geroddeld, gelachen, overwogen en vooral grenzen verlegd. Maar dat alles boeide niet, meer dan dat we aan het skateboarden waren, maakten we banden voor het leven.
Naast kameraden – trekt een pleintje waar jonge mannen hun atletische kunsten aan elkaar meten – ook vrouwelijk schoon. Wijs mij één plek aan waar dat niet zo is. Dus stonden er ook wel eens moeders langs de zijlijn, die kwamen kijken of zoonlief voorzichtig deed. Later kwamen er de vriendinnetjes, om samen een rondje te rijden. Wij dan hun handen vasthouden, en stiekem een beetje flirten.
Man, we waren de koning te rijk.
Op een houten plank met vier wielen leer je anders kijken. De weg voor ons als uitdaging. Met je maten de straten op gaan, maakt je onaantastbaar. Nee die plank was niet per se een schild tegen de wereld, meer eentje om onze eigen wereld mee te beschermen. Want hier was ‘t fijn, had je altijd iemand om mee te rollen.
Skateboarden heeft me hier gebracht. Op vier wielen. Asfalt en beton geven niet mee, dat kan ik je wel zeggen. Ze leren je wel wijze lessen over vallen en opstaan. Op je tanden bijten en doorgaan. Met een pak aan littekens, zichtbaar en denkbaar. Met dit plankje daag ik mezelf uit om weer naar boven te klimmen. Ook al loopt het bloed langs m’n schenen m’n schoenen in (true story). Ik neem het risico om keer op keer gekwetst te worden.
Als ik binnenkort terugkeer naar het dorp waar ik opgroeide, stop ik even bij het skateparkje. Leunend tegen de kofferbak van de auto, doe ik met m’n ogen dicht een perfecte truukje op het skatepark.
Als het in m’n hoofd lukt, zal het in het echt ook wel te doen zijn.